Maandag sluitingsnacht

Dat ik nog een boek wil schrijven. Een echt. En de tekst voor een one-hit-wonder.

Maar hoe begin je aan dat eerste? Of beter: hoe houd je het vol? Fictie. Het nobelste schrijfgerief. De beginnende copywriter in mij voelt zich alvast terug op zijn eerste schooldag. Maar toch, omdat de vingers jeuken, een openingsalinea:

‘Je verzint het niet, maar ik zit in een biechtstoel. Vijf hoog in hartje Borgerhout. En het is pikdonker. Nachtbibliothecaris stond op de deurbel. En ‘Maandag sluitingsnacht’ op het plakkaat. Dus ging ik dinsdag binnen. In het holst van de nacht.’

Zin om verder te schrijven? Jazaa. Enig benul hoe? Nein. Laat ik eerlijk zijn. Al vanaf mijn achttien verdwaal ik in de beginselen van fictie. Het moeilijkste? Volhouden. Focussen. En de personages te baas blijven, al klinkt dat on-ge-twijfel-baar ietwat raar.

Gestructurabel werken helpt, leerde ik vorige zomer. Met kapstokken en zo. Al begonnen de muren toen uit-ein-de-lijk wel tegen me te praten. Misschien een ochtendritueel (schrijven van 5 tot 8), zoals Guillaume Van der Stighelen. Of, heck, trek ik er beter toch eerst nog op uit. Zoals de jonge Kerouac. Vol moed en sigaretten. Tot ik die stem van Sam Riley heb.