De trucker in elke journalist

Sloten koffie. Een te diep weggezakte stoel. En de blik op een oneindig venster.

Dat verbindt de trucker met de journalist. Mag ik besluiten na mijn eerste stappen bij De Standaard. Baby steps. Want enkel op zondag, in eindredactie.

Ik versta er niks van 

Mijn eerste kwartier? Epic. Een hele uitleg over CSI- en Methode-systemen. Over ctrl + alt + J, over een kluwen van coderingen, tags en nog een rist commando’s. Chinees. Tot ik een tekst zie. En wat zinnen mag verbeteren.

Na twee test-runs. En drie schichtige blikken naar de nooduitgang. Loopt het toch los. Ik ontspan, haal het einde van de avond. En steek mijn eerste sigaar op.

Waar is Word?

Maar ook nu, in week 5, blijft het wennen aan de procedures – bij Story werkten we gewoon in Word. Negen fakkin’ vensters staan er open. Meer vloeken dan vinden. Meer vormgeven dan (her)schrijven. Mijn autisme? Schromelijk overschat.

Le plaisir de se voir imprimé

Het ontzag voor journalisten is GROOT. Duwen tegen deadlines (16u tot 22u, iemand?), sakkeren tegen slechte koffie (truckerskoffie verdienen ze!) én een uurloon waarvoor een babysitter in Herentals de deur niet meer uitkomt, aldus mijn boekhouder.

MAARRR. MAARRR. MAARRR. Wat ze niet afpakken? Terugrijden onder invloed van Duyster-radio. Dromen van Cocorosie. En?

Le plaisir de se voir imprimé. Pretoogjes op een maandag, verdorie. Hoe klein ook.